17. wijst erop dat de schadeloosstelling die aan de eiser wordt toegekend van compenserende aard moet zijn en niet hoger moet zijn dan de reële schade ("damnum emergens") en de gederfde winst ("lucrum cessans"), teneinde onrechtmatige verrijking te voorkomen, en dat het werkelijke vermogen van het slachtoffer om de schade op te vangen in aanmerking kan wor
den genomen; stelt evenwel voor dat het in het geval van kartels de aansprakelijkheid van de oorspronkelijke aanvrager die met de mededingingsautoriteiten samenwerkt bij clementieregelingen niet gelijk moet worden geacht aan die van de overige inbreukmakers, en dat d
e rente mo ...[+++]et worden berekend vanaf de datum waarop de inbreuk is gepleegd;
17. hebt hervor, dass die dem Kläger zuerkannten Zahlungen entschädigenden Charakter haben und den tatsächlich entstandenen Schaden ("damnum emergens") bzw. tatsächlich erlittenen Verlust ("lucrum cessans") nicht übersteigen sollten, um eine unrechtmäßige Bereicherung auszuschließen, und der Möglichkeit des Geschädigten, Schaden oder Verlust zu mindern, Rechnung tragen kann; empfiehlt allerdings, dass bei Kartellen Antragsteller, die als erste mit den Wettbewerbsbehörden bei Kronzeugenregelungen zusammenarbeiten, nicht gesamtschuldnerisch mit den übrigen Rechtsverletzern haften sollten; Zinsen sollten ab dem Tag der Zuwiderhandlung berechnet werden;