Volgens de motieven van het verwijzingsvonnis beogen de prejudiciële vragen in het algemeen van het Hof te vernemen of de voormelde wet van 21 april 2007 « de schending die door het Grondwettelijk Hof [in het arrest nr. 57/2006 van 19 april 2006] werd vastgesteld van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM heeft opgeheven ».
Gemäss der Begründung des Verweisungsurteils beziehen sich die präjudiziellen Fragen allgemein darauf, ob das vorerwähnte Gesetz vom 21. April 2007 « den vom Verfassungsgerichtshof [im Urteil Nr. 57/2006 vom 19. April 2006] festgestellten Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention aufgehoben hat ».