b) wordt het totale cis-docoseenzuurgehalte van de produkten bedoeld in artikel 1, volgens de in bijlage VI van Verordening (EEG) nr. 1470/68 omschreven methode bepaald, waarbij gebruik wordt gemaakt van gas-vloeistofchromatografie op een wijze, dat de cis- en trans-isomeren van docoseenzuur worden gescheiden ; geschikte stationaire fasen voor deze analyse zijn bij voorbeeld van het cyaanpropylpolysiloxaantype of, als alternatief, vloeibare kristallen.
b ) oder der Gesamtgehalt an cis-Docosensäuren der in Artikel 1 genannten Erzeugnisse nach der in Anhang VI der Verordnung ( EWG ) Nr . 1470/68 beschriebenen Methode unter Anwendung gaschromatographischer Bedingungen , welche die Trennung der cis - und trans-Isomere der Docosensäure ermöglichen ; als stationäre Phase sind zum Beispiel Cyanopropylpolysiloxane oder Flussigkristalle geeignet .