1. Ter bepaling van de duur van de uitsluiting en ter verzekering van de naleving van het evenredigheidsbeginsel, houdt de verantwoordelijke instelling met name rekening met de ernst van de feiten, waaronder begrepen de gevolgen ervan voor de financiële belangen en de reputatie van de Gemeenschappen, de tijd die is verstreken, de duur en herhaling van de overtreding, de opzet of mate van nalatigheid van de betrokken entiteit en de door de entiteit genomen maatregelen om de situatie te verhelpen.
(1) Im Sinne der Verhältnismäßigkeit berücksichtigt das zuständige Organ bei der Festlegung der Ausschlussdauer insbesondere die Schwere des Tatbestands, einschließlich seiner Auswirkung auf die finanziellen Interessen und den Ruf der Gemeinschaften, die seit dem Tatbestand verstrichene Zeit, die Dauer seines Bestehens, ob es sich um einen Wiederholungsfall handelt, ob Vorsatz oder grobe Fahrlässigkeit vorliegt und welche Abhilfemaßnahmen der Betreffende ergriffen hat.