CJ. overwegende dat de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst zoals vastgelegd in artikel 9 van het EVRM en artikel 10 van het Handvest een van de fundamenten vormt van een democratische samenleving, en overwegende dat de overheid in dit verband een neutrale en onpartijdige rol moet spelen door het recht op uitoefening van verschillende religies, geloven en overtuigingen te waarborgen;
CJ. in der Erwägung, dass die Gedanken-, Gewissens- und Religionsfreiheit, wie sie in Artikel 9 EMRK und Artikel 10 der Charta verankert ist, eine der Grundlagen einer demokratischen Gesellschaft darstellt; in der Erwägung, dass die Rolle des Staates dabei die eines neutralen und unparteiischen Garanten für das Recht auf Ausübung unterschiedlicher Religionen, Weltanschauungen und Glaubensrichtungen sein sollte;