Het verwijderen van niet meer gebruikte offshore olie- en gasinstallaties is onderzocht in het kader van het Ospar-Verdrag (Ospar: Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten uit schepen en luchtvaartuigen dat op 15 februari 1972 in Oslo werd ondertekend, gevolgd door het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, dat op 9 september 1992 in Parijs werd getekend) waarmee in 1998 een gerelateerd besluit werd goedgekeurd.
Die Beseitigung stillgelegter Anlagen wurde im Rahmen des OSPAR-Übereinkommens geprüft (OSPAR: Übereinkommen zur Verhütung der Meeresverschmutzung durch das Einbringen durch Schiffe und Luftfahrzeuge, am 15. Februar 1972 in Oslo unterzeichnet, gefolgt von dem Übereinkommen zum Schutz der Meeresumwelt des Nordostatlantiks, das am 9. September 1992 in Paris unterzeichnet wurde). Der dazugehörige Beschluss wurde 1998 angenommen.