Heeft een burger van de Unie een EU-recht om in een gastlidstaat te verblijven op grond van de artikelen 20 VWEU en 21 VWEU, wanneer het enige land binnen de EU waar hij het recht heeft te verblijven, het land is waarvan hij de nationaliteit heeft, maar een bevoegde rechter feitelijk heeft vastgesteld dat het verwijderen van de burger uit de gastlidstaat naar de staat waarvan hij de nationaliteit heeft, diens rechten op grond van artikel 8 EVRM of artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zou schenden?
Hat ein Unionsbürger in einem Aufnahmemitgliedstaat ein unionsrechtliches Aufenthaltsrecht aus den Art. 20 AEUV und 21 AEUV, wenn der einzige Staat in der Union, in dem der Unionsbürger aufenthaltsberechtigt ist, der Staat seiner Staatsangehörigkeit ist, ein zuständiges Gericht jedoch als Tatsache festgestellt hat, dass seine Abschiebung aus dem Aufnahmemitgliedstaat in den Staat seiner Staatsangehörigkeit eine Verletzung seiner Rechte aus Art. 8 EMRK bzw. Art. 7 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union darstellen würde?