(12 bis) Het gebied waarvoor beperkte toegang geldt tot de rijkdommen van de zee dient in het geval van de ultraperifere gebieden te worden uitgebreid tot 50 zeemijl, in verband met de bijzondere problemen waarvoor zij zich geplaatst zien, in overeenstemming met artikel 299, lid 2 van het Verdrag, met dien verstande dat de mogelijke gevolgen van de vangst op rondtrekkende soorten moeten worden bestudeerd.
(12a) Es kommt darauf an, die Zone des begrenzten Zugangs zu den Ressourcen für die Gebiete in äußerster Randlage auf 50 Seemeilen auszuweiten und dabei ihre spezifischen Schwierigkeiten gemäß Artikel 299 Absatz 2 des Vertrags zu berücksichtigen, aber mögliche Auswirkungen auf den Fang von wandernden Arten zu überprüfen.