1. In haar memorie met verantwoording beweert de verzoekende partij dat de rechtspleging op grond van artikel 71 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof in strijd is met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens doordat de mogelijkheid om gehoord te worden, inzonderheid in openbare terechtzitting, niet is geëerbiedigd en omdat afbreuk wordt gedaan aan de onpartijdigheid van het rechtscollege doordat de beide verslaggevers zetelen in de beperkte kamer.
1. In ihrem Begründungsschriftsatz behauptet die klagende Partei, das Verfahren aufgrund von Artikel 71 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof stehe im Widerspruch zu Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem die Möglichkeit des gerichtlichen Gehörs, insbesondere in öffentlicher Sitzung, nicht beachtet worden sei und weil der Unparteilichkeit des Rechtsprechungsorgans dadurch Abbruch getan werde, das die beiden referierenden Richter in der beschränkten Kammer tagen.