De verzoekende partij leidt daaruit af dat door optelling van die drie termijnen (7 dagen, 15 dagen en 5 dagen) een beklaagde gedurende zevenentwintig dagen in hechtenis zou kunnen worden gehouden zonder dat een rechtscollege uitspraak heeft kunnen doen over de regelmatigheid van het bevel tot aanhouding en over de noodzakelijkheid van de hechtenis.
Die klagende Partei schlussfolgert daraus, dass ein Angeschuldigter, wenn man diese drei Fristen zusammenzähle (7 Tage, 15 Tage und 5 Tage), während siebenundzwanzig Tagen inhaftiert werden könne, ohne dass ein Gericht über die Ordnungsmässigkeit des Haftbefehls und über die Notwendigkeit der Inhaftierung habe entscheiden können.