6. Indien de Commissie in de zin van lid 3, tweede alinea, binnen een termijn van tien werkdagen na het einde van het overleg binnen de Associatieraad of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn van dertig dagen, geen beslissing neemt, kan iedere Lid-Staat die een verzoek overeenkomstig lid 2 bij de Commissie heeft ingediend, de kwestie aan de Raad voorleggen.
(6) Fasst die Kommission binnen zehn Arbeitstagen nach Abschluß der Konsultationen im Assoziationsrat oder gegebenenfalls nach Ablauf der Frist von 30 Tagen keinen Beschluß im Sinne des Absatzes 3 zweiter Unterabsatz, so kann jeder Mitgliedstaat, der die Kommission gemäß Absatz 2 befasst hat, den Rat befassen.