Voor het overige belet de omstandigheid dat er op dat ogenblik geen specifieke reglementering bestond voor het cumuleren van een ambt van leerkracht in de Franse Gemeenschap en een openbaar mandaat niet te oordelen dat een lid van het onderwijzend personeel dat een schepenmandaat uitoefende, zich in de situatie bevond die wordt beoogd door artikel 5, eerste lid, c), van het koninklijk besluit van 15 april 1958, en bijgevolg het ambt van leerkracht uitoefende in bijbetrekking.
Im Übrigen spricht der Umstand, dass zu je
nem Zeitpunkt keine spezifische Regelung bezüglich der gleichzeitigen Ausübung des Amtes als Lehrkraft in der Französischen Gemeinschaft und eines öffentlichen Man
dats bestand, nicht dagegen, den Standpunkt zu vertreten, dass ein Mitglied des Leh
rpersonals, das ein Mandat als Schöffe ausübte, sich in der Situation im Sinne von Artikel 5 Absatz 1 Buchstabe c) des königlichen Erlasses vom 15.
...[+++] April 1958 befand und folglich das Amt als Lehrkraft nebenamtlich ausübte.