Het verwijzende rechtscollege vraagt of de i
n het geding zijnde bepaling, in de interpretatie zoals vermeld in B.2.1, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voo
r de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protoc
ol bij dat Verdrag, doordat zij « een verschil in behandeling invoert tussen de bestuurder of zaakvoerde
...[+++]r van een bestaande vennootschap die reeds bezoldigingen aan de betreffende bestuurder heeft toegekend en de bestuurder of zaakvoerder die een nieuwe activiteit opzet en die nog geen bezoldiging heeft behaald uit zijn nieuw opgerichte vennootschap bij gebrek aan financiële middelen ».Das vorlegende Rechtsprechungsorgan fragt, ob die betreffende Bestimmung, ausgelegt in dem in B.2.1 angeführten Sinne, mit den Artikeln 10, 11 und 172 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, vereinbar sei, indem sie « einen Behandlungsunterschied zwischen dem Verwalter oder Geschäftsführer einer bestehenden Gesellschaft, die dem genannten Verwalter bereits Entlohnungen zuerkannt hat, und dem Verwalter oder Geschä
ftsführer, der eine neue Tä
tigkeit startet und wegen mangelnde ...[+++]r Finanzmittel noch keine Entlohnungen von seiner neu gegründeten Gesellschaft erhalten hat, einführt ».