Art. 14. § 1. Onverminderd de bepalingen
van artikel 3, mag zaaizaad van oliehoudende planten en
vezelgewassen, dat geen prebasiszaad is en dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede ten aanzien van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, en d
...[+++]at het zaad in dit opzicht gelijkwaardig is aan basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste, de tweede of de derde vermeerdering of handelszaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van de Richtlijn 2002/57/EG van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.Art. 14 - § 1. Unbeschadet der Bestimmungen von Artikel 3, darf in einem Land, das nicht Mitglied der Europäischen Gemeinschaft ist, geerntetes Saatgut von Öl- und Faserpflanzen mit Ausnahme des Vorstufensaatguts gewerbsmässig nur in d
en Verkehr gebracht werden, wenn der Rat vorab festgestellt hat, dass das in diesem Land geerntete Saatgut, das hinsichtlich seiner Eigenschaften sowie der zu seiner Prüfung, seiner Identitätssicherung, seiner Kennzeichnung und seiner Kontrolle durchgeführten Massnahmen die gleiche Gewähr bietet, insoweit dem Basissaatgut oder dem zertifizierten Saatgut beziehungsweise dem zertifizierten Saatgut der ersten
...[+++], zweiten oder dritten Vermehrung oder dem Handelssaatgut gleichsteht, das in der Union geerntet worden ist und den Bestimmungen der Richtlinie 2002/57/EG vom 13. Juni 2002 über den Verkehr mit Saatgut von Öl- und Faserpflanzen entspricht.