Indien een politiefunctionaris te goeder trouw wordt meegedeeld of indien hij vermoedt dat de verdachte of beklaagde een lichamelijke of geestelijke beperking heeft ten gevolge waarvan hij niet als volwassene behandeld kan worden, behandelt de politiefunctionaris de verdachte of beklaagde overeenkomstig lid 2, voor zover geen sprake is van duidelijk tegenbewijs.
Wird einem Polizeibeamten in gutem Glauben mitgeteilt oder hat er den Verdacht, dass die verdächtige oder beschuldigte Person eine körperliche oder geistige Behinderung hat, aufgrund deren sie nicht wie ein Erwachsener behandelt werden könnte, behandelt der Polizeibeamte diese Person gemäß Absatz 2, wenn keine eindeutigen gegenteiligen Beweise vorliegen.