Wanneer een fiscale aanslag wordt geheven ten laste van een gefailleerde vennootschap, kan het in beginsel redelijkerwijze worden verantwoord dat het recht van bezwaar bedoeld in artikel 366 van het WIB 1992 aan de curator van die vennootschap toekomt, aangezien de gefailleerde vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring het beheer over al zijn goederen verliest (artikel 444 van de faillissementswet van 18 april 1851, thans artikel 16 van de faillissementswet van 8 augustus 1997).
Wenn eine Steuer zu Lasten einer in Konkurs geratenen Gesellschaft festgelegt wird, kann es im Prinzip vernünftigerweise gerechtfertigt werden, dass das Widerspruchsrecht im Sinne von Artikel 366 des EStGB 1992 dem Konkursverwalter dieser Gesellschaft zusteht, da ab dem Tag des Konkurseröffnungsurteils dem Konkursschuldner die Verwaltung der Gesamtheit seiner Güter entzogen wird (Artikel 444 des Konkursgesetzes vom 18. April 1851, nunmehr Artikel 16 des Konkursgesetzes vom 8. August 1997).