41. herhaalt zijn standpunt dat een periode van vijf jaar voor het MFK beter zou aansluiten bij de mandaatsperiodes van de instellingen, en daarmee ten goede zou komen aan de democratische verantwoording en verantwoordelijkheid; is daarom van mening dat het scheidende Europees Parlement het volgende Parlement en de volgende Commissie niet mag binden aan een MFK met een looptijd van zeven jaar, tenzij bindend wordt bepaald dat na de verkiezingen een toetsing plaatsvindt, waarbij met gekwalificeerde meerderheid wordt besloten;
41. bekräftigt seinen Standpunkt, dass durch einen Fünfjahreszeitraum eine bessere Abstimmung der Laufzeit des MFR auf die Amtszeiten in den Organen möglich würde, was auch die demokratische Rechenschaftspflicht und Verantwortlichkeit stärken würde; ist daher der Ansicht, dass das scheidende Europäische Parlament weder das künftige Parlament noch die künftige Kommission mit einem siebenjährigen MFR binden darf, es sei denn, es beschließt mit qualifizierter Mehrheit eine verbindliche Überprüfung nach den Wahlen;