In het hoofdgeding dient het Hof zich uit te spreken over de gevolgen van het opleggen van een aanzienli
jke administratieve geldboete (hierna: „betwiste schuldvordering”) door lidstaat A (in dit geval Griekenland) aan een persoon die woonachtig is in lidstaat B (in dit geval Ierland), in omstandigheden waarin lidstaat A de betrokken persoon pas van de betwiste schuldvordering in kennis heeft gesteld nádat, in plaats van vóórdat, lidstaat A aan lidstaat B een uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen
(hierna: „betwiste executoriale titel”) had
...[+++]afgegeven ter zake van de betwiste schuldvordering.
Für das Ausgangsverfahren bedarf es einer Entscheidung des Gerichtshofs zur Frage, welche Folgen eintreten, wenn ein Mitgliedstaat A (hier: Griechenland) einer im Mitgliedstaat B (hier: Irland) wohnhaften Person eine erhebliche Geldbuße (im Folgenden: bestrittene Forderung) auferlegt und die Zustellung der bestrittenen Forderung an diese Person durch den Mitgliedstaat A zeitlich nach – anstatt vor – der Erteilung des einheitlichen Vollstreckungstitels an den Mitgliedstaat B (im Folgenden: streitiger Vollstreckungstitel) erfolgt.