Die laatste werd voorgesteld als een « gelukkige nieuwigheid, waardoor werkelijk onbillijke toestanden zullen kunnen worden goedgemaakt » of als een « billijkheidsbepaling » (Parl. St., Kamer, 1952-1953, nr. 363, p. 5).
Diese wurde als eine « glückliche Neuerung, die es ermöglichen wird, wirklich ungerechte Situationen wiedergutzumachen » oder als eine « Gerechtigkeitsbestimmung » dargestellt (Parl. Dok., Kammer, 1952-1953, Nr. 363, S. 5).