« Schendt artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, in samenhang gelezen met de artikelen 21 en 23 van dezelfde wet, met artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 maart 1
998 betreffende het rijbewijs en, meer algemeen, met het gehele koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betrekking heeft op de houders van een rijbewijs van categorie A die gelijktijdig houders zijn van een rijbewijs van categorie B, en niet op de houders van een rijbewijs van categorie A die niet gelijkt
...[+++]ijdig houders zijn van een rijbewijs van categorie B, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs en meer in het bijzonder in artikel 2 van het genoemde koninklijk besluit ?« Verstösst Artikel 38 § 5 des Gesetzes vom 16. März 1968 über die Strassenverkehrspolizei in Verbindung mit den Artikeln 21 und 23 desselben Gesetzes
, mit Artikel 2 des königlichen Erlasses vom 23. März 1998 über den Führerschein und - mehr im Allgemeinen - mit dem gesamten königlichen Erlass vom 23. März 1998 über den Führerschein gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern sich Artikel 38 § 5 des Gesetzes vom 16. März 1968 auf die Inhaber eines Führerscheins der Klasse A, die gleichzeitig Inhaber eines Führerscheins der Klasse B sind, bezieht, und nicht auf die Inhaber eines Führerscheins der Klasse A, die nicht gleichzeitig
...[+++]Inhaber eines Führerscheins der Klasse B sind, auf die sich der königliche Erlass vom 23. März 1998 über den Führerschein und insbesondere Artikel 2 dieses königlichen Erlasses bezieht?