Om meer gewicht te geven aan het beginsel van het belang van het kind, moeten de lidstaten in hun nationale wetgeving het recht opnemen voor alle kinderen om te worden gehoord, op voorwaarde dat dit onderhoud plaatsvindt in het belang van het kind en wordt afgenomen door personeel dat beschikt over de nodige en gepaste kennis met betrekking tot de specifieke behoeften van minderjarigen (zie ook artikel 21, lid 3, letter b)).
Im Hinblick auf die Stärkung des Grundsatzes der Berücksichtigung des Wohls des Kindes müssen die Mitgliedstaaten in ihren Rechtsvorschriften vorsehen, dass alle Kinder ein Recht auf Anhörung haben, sofern diese Anhörung dem Wohl des Kindes dient und von Personen geführt wird, die über die notwendigen Fähigkeiten im Umgang mit Minderjährigen verfügen (siehe auch Artikel 21 Absatz 3 Buchstabe b).