De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 75 van de WBEM, geïnterpreteerd in die zin dat het niet voorziet in een beroep voor het Hof van Beroep te Brussel tegen de beslissingen en de handelingen van het auditoraat bij de Raad voor de Mededinging in het kader van een onderzoeksprocedure betreffende restrictieve mededingingspraktijken; bij ontstentenis van een jurisdictioneel beroe
p zou aldus afbreuk worden gedaan aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en aan de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsook aan het recht op een daadwerkelijke jurisdictionele toetsing door een onafh
...[+++]ankelijke rechter in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en aan het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, dat is gewaarborgd bij artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.Die erste präjudizielle Frage bezieht sich auf Artikel 75 des GSWW, ausgelegt in dem Sinne,
dass er keine Beschwerdemöglichkeit vor dem Appellationshof Brüssel gegen Entscheidungen und Akte des Auditorats beim Wettbewerbsrat im Rahmen eines Untersuchungsverfahrens über wettbewerbsbeschränkende Praktiken ermögliche; da keine M
öglichkeit zu einer gerichtlichen Beschwerde bestehe, werde gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, gegen die Artikel 20 und 21 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union sowie gegen das Recht auf eine
...[+++] tatsächliche richterliche Prüfung durch einen unabhängigen Richter im Sinne von Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und das Recht auf einen wirksamen Rechtsbehelf und ein unparteiisches Gericht, das durch Artikel 47 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union gewährleistet werde, verstossen.