Uit die bepaling, gelezen in samenhang met artikel 1018, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek, blijkt dat zowel de personen die het in artikel 167, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek beoogde beroep instellen als de ambtenaar van de burgerlijke stand wiens beslissing het voorwerp van dat beroep uitmaakt, tot de betaling van de rechtsplegingsvergoeding kunnen worden veroordeeld indien zij voor de rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt in het ongelijk worden gesteld.
Aus dieser Bestimmung in Verbindung mit Artikel 1018 Nr. 6 des Gerichtsgesetzbuches geht hervor, dass sowohl die Personen, die die in Artikel 167 Absatz 6 des Zivilgesetzbuches erwähnte Beschwerde einlegen, als auch der Standesbeamte, dessen Entscheidung Gegenstand dieser Beschwerde ist, zur Zahlung der Verfahrensentschädigung verurteilt werden können, wenn sie vor dem befassten Gericht in der Sache unterliegen.