1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong deelt de aanvrager binnen de in artikel 4 quater, lid 1, en artikel 4 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2005/36/EG bepaalde termijnen mee dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift moet worden verstrekt, uitsluitend indien de relevante nationale instantie in de lidstaat van oorsprong of de bevoegde autoriteit of relevante nationale instantie in een andere lidstaat de geldigheid en echtheid van een vereist document niet heeft bevestigd overeenkomstig de procedures van artikel 14 van deze verordening en indien de lidstaat van oorspro
ng voor eensluidend gewaarmerkte afschriften verlangt op grond van lid 2. ...[+++]
(1) Die zuständige Behörde des Herkunftsmitgliedstaats fordert vom Antragsteller binnen der in den Artikeln 4c Absatz 1 und 4d Absatz 1 der Richtlinie 2005/36/EG vorgesehenen Fristen eine beglaubigte Kopie an, sofern die betroffene nationale Behörde des Herkunftsmitgliedstaats oder die zuständige Behörde oder eine betroffene nationale Behörde in einem anderen Mitgliedstaat es versäumt hat, die Gültigkeit und Echtheit eines verlangten Dokuments gemäß den Prüfverfahren nach Artikel 14 dieser Verordnung zu bestätigen und wenn derart beglaubigte Kopien vom Aufnahmemitgliedstaat gemäß Absatz 2 dieses Artikels verlangt werden.