Houdt artikel 15ter van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven, zoals laatst gewijzigd door de wet van 17 februari 2005, een schending in van artikel 13 van de Grondwet, in samenhang met de artikelen 146 en 160 van de Grondwet, artikel 6.1, van het EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de rechte
n van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, bekrachtigd bij wet van 13 mei 1955), artikel 14 van het BUPO-Verdrag (Internationaal Verdrag inza
ke burgerrechten en politieke rechten van 19 dece ...[+++]mber 1966, bekrachtigd bij wet van 15 mei 1981) en het algemeen rechtsbeginsel van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter, door de beslissing over de intrekking van de dotatie toe te vertrouwen aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, terwijl de Raad van State als adviesorgaan bij de totstandkoming van de wet van 4 juli 1989, en in het bijzonder bij artikel 15ter van die wet, betrokken is geweest en een strikte scheiding tussen de adviesverlenende en rechtsprekende functie van de Raad van State zou ontbreken ?Verstösst Artikel 15ter des Gesetzes vom 4. Juli 1989 über die Einschränkung und Kontrolle der Wahlausgaben, zuletzt abgeändert durch das Gesetz vom 17. Februar 2005, gegen Artikel 13 der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 146 und 160 der Verfassung, mit Artikel 6 Absatz 1 der EMRK (Europäische Konvention zum Schutze der Menschenrechte und Grundfreiheiten vom 4. November 1950, bestätigt durch das Gesetz vom 13. Mai 1955), mit Artikel 14 des IPbürgR (Internationaler Pakt ü
ber bürgerliche und politische Rechte vom 19. Dezember 1966, bestätigt durch das Gesetz vom 15. Mai 1981) und mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Unabhängigkeit und U
nparteilic ...[+++]hkeit des Richters, indem die Entscheidung über die Streichung der Dotation der Generalversammlung der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates überlassen wird, während der Staatsrat als Beratungsorgan an der Ausarbeitung des Gesetzes vom 4. Juli 1989 und insbesondere des Artikels 15ter dieses Gesetzes beteiligt war und eine strikte Trennung zwischen der Beratungs- und der Rechtsprechungsfunktion des Staatsrates fehlen würde?