De artikelen 62 en 68 van de Grondwet en artikel 29 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 bevestigen de toepassing van het kiessysteem van de evenredige vertegenwoordiging bij de verkiezingen voor de Kamer en de Senaat en die van de gewestraden; noch de artikelen 116 en 118 van de Grondwet noch het beginsel van de constitutieve autonomie impliceren dat de wetgever zich kan onttrekken van de inachtneming van het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging.
Die Artikel 62 und 68 der Verfassung sowie Artikel 29 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 bestätigten die Anwendung des Verhältniswahlsystems bei den Wahlen der Kammer und des Senats sowie der Regionalräte; weder die Artikel 116 und 118 der Verfassung noch der Grundsatz der konstitutiven Autonomie bewirkten, dass der Gesetzgeber sich über die Einhaltung des Grundsatzes der verhältnismässigen Vertretung hinwegsetzen könne.