Uit de feiten van de aan de verwijzende rechter voorgelegde zaak, de procedurestukken en de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof in de tweede prejudiciële vraag wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van de artikelen 1453 en 1475 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, doordat zij een verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van mede-eigenaars van een onroerend goed dat het voorwerp vormt van een door die laatsten gesloten brandverzekeringsovereenkomst en dat werd vernield door een brand die opzettelijk werd veroorzaakt door de andere mede-eigenaar : enerzijds, de mede-eigenaar die is gebonden door een huwelijkscontract dat voorziet in
...[+++] een algehele gemeenschap en, anderzijds, de mede-eigenaar die zich met de mede-eigenaar die de brandstichter is in een verhouding van « wettelijke samenwoning » of in een verhouding van gewone samenwoning bevindt.Aus dem Sachverhalt der dem vorlegenden Richter unterbreiteten Rechtssache, den Verfahrensunterlagen und der Begründung der Verweisungsentscheidung geht hervor, dass der Hof in der zweiten präjudiziellen Frage gebeten wird, über die Vereinbarkeit der Artikel 1453 und 1475 ff. des Zivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung zu urteilen, indem sie einen Behandlungsunterschied einführten zwischen zwei Kategorien von Miteigentümern eines unbeweglichen Gutes, das Gegenstand eines durch diese geschlossenen Feuerversicherungsvertrags sei und das durch ein Feuer vernichtet worden sei, das vorsätzlich durch den anderen Miteigentümer verursacht worden sei : einerseits der Miteigentümer, der dur
ch einen Ehevertrag ...[+++]gebunden sei, in dem eine allgemeine Gütergemeinschaft vorgesehen sei, und andererseits der Miteigentümer, der sich mit dem Miteigentümer, der der Brandstifter sei, in einem Verhältnis des « gesetzlichen Zusammenwohnens » oder in einem Verhältnis des einfachen Zusammenwohnens befinde.