De specificiteit van de in B.7 en B.8 omschreven problematiek in verband met de controle door de kamer van inbeschuldigingstelling van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie overeenkomstig artikel 235ter van het Wetboek van strafvordering verantwoordt dat de wetgever een geëigende oplossing heeft aangenomen, terwijl een vergelijkbare maatregel niet nodig was wat betreft de controle op telefoontap of huiszoekingen, nu er voor die maatregelen geen vertrouwelijk dossier is.
Die Spezifität der in B.7 und B.8 dargelegten Problematik bezüglich der durch die Anklagekammer vorgenommenen Kontrolle der besonderen Ermittlungsmethoden der Observation und Infiltrierung gemäss Artikel 235ter des Strafprozessgesetzbuches rechtfertigt die Annahme einer geeigneten Lösung durch den Gesetzgeber, während eine vergleichbare Massnahme für die Kontrolle des Abhörens von Telefongesprächen oder der Haussuchungen nicht erforderlich war, da es bei diesen Massnahmen keine vertrauliche Akte gibt.