2. De lidstaten dragen er zorg voor dat vaccinatie tegen de in bijlage IV, deel II, vermelde niet-exotische ziekten verboden is in delen van hun grondgebied die overeenkomstig artikel 49 of artikel 50 vrij verklaard zijn van de desbetreffende ziekten of waar een overeenkomstig artikel 44, lid 1, goedgekeurd bewakings- en uitroeiingsprogramma van toepassing is.
(2) Die Mitgliedstaaten gewährleisten, dass die Impfung gegen nicht exotische Krankheiten im Sinne von Anhang IV Teil II gemäß Artikel 49 oder Artikel 50 für seuchenfrei erklärten oder unter ein gemäß Artikel 44 Absatz 1 genehmigtes Überwachungsprogramm fallenden Teilen ihres Hoheitsgebiets verboten ist.