5. Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat, kan een lidstaat bij wijze van uitzondering toestaan dat artikel 13, lid 1, in nader bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing is op planten, plantaardige producten of andere materialen die in een aan zijn grens gelegen gebied in een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in de lidstaat worden binnengebracht om op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek op zijn grondgebied te worden bewerkt.
(5) Sofern keine Gefahr einer Ausbreitung von Schadorganismen in der Gemeinschaft besteht, kann jeder Mitgliedstaat als Ausnahmeregelung beschließen, dass Artikel 13 Absatz 1 in bestimmten Einzelfällen nicht auf Pflanzen, Pflanzenerzeugnisse oder sonstige Gegenstände Anwendung findet, die im unmittelbaren Grenzgebiet eines benachbarten Drittlands angebaut, erzeugt oder verwendet und in den betreffenden Mitgliedstaat eingeführt werden, um an nahe gelegenen Standorten im Grenzbezirk seines Hoheitsgebiets angebaut, erzeugt oder verwendet zu werden.