Dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op producten van de visserij of van de visteelt die door in de Gemeenschap gevestigde vissers wordt beoefend op de meren en waterlopen die de grens van de Gemeenschap vormen en op producten van de jacht door in de Gemeenschap gevestigde jagers op genoemde meren en waterlopen.
Die Bestimmungen dieses Kapitels gelten sinngemäß für Erzeugnisse des Fischfangs oder der Fischzucht, die von in der Gemeinschaft ansässigen Fischern auf Seen und in Flüssen, die an das Gebiet der Gemeinschaft angrenzen, betrieben werden, sowie für die von Jägern aus der Gemeinschaft auf diesen Seen und Flüssen erzielten Jagdergebnisse.