Met betrekking tot de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voeren de verzoekende partijen in de zaken nrs. 1414, 1450, 1452 en 1454 aan dat indien de terugwerking doorgaans moet worden verboden, zulks des te meer het geval is wanneer zij bestemd is om in te grijpen in hangende rechtsgedingen, behoudens uitzonderlijke omstandigheden.
In bezug auf die Rechtsprechung des Europäischen Gerichtshofes für Menschenrechte machen die Kläger in den Rechtssachen Nrn. 1414, 1450, 1452 und 1454 geltend, dass die rückwirkende Kraft im allgemeinen verboten werden müsse, doch dass dies um so mehr zutreffe, wenn sie dazu diene, in ein anhängiges Verfahren einzugreifen, ausser im Falle aussergewöhnlicher Umstände.