De vraag of de wetgever « al dan niet erin geslaagd is een billijk evenwicht te vinden tussen de grondeigendom en hetgeen ' handelseigendom ' wordt genoemd » betreft de opportuniteit van de betwiste maatregel, waarvan de beoordeling aan de bevoegdheid van het Hof ontsnapt.
Die Frage, ob es dem Gesetzgeber « geglückt ist, ein angemessenes Gleichgewicht zwischen dem Grundeigentum und dem, was als ' Gewerbeeigentum ' bezeichnet wird, zu finden », betreffe die Opportunität der beanstandeten Massnahme, deren Beurteilung nicht unter die Zuständigkeit des Hofes falle.
