Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
Constitutioneel Verdrag
Constitutionele wet
Ervoor zorgen dat de grondwet wordt nageleefd
Europese Grondwet
Grondwet
Hervorming van de grondwet
Herziening van de Grondwet
Herziening van de grondwet
Klaarblijkelijke beleidsfout
Klaarblijkelijke crisissituatie
Naleving van de grondwet garanderen
Naleving van de grondwet verzekeren
Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa
Verklaring tot herziening van de Grondwet

Vertaling van "grondwet klaarblijkelijk " (Nederlands → Duits) :

TERMINOLOGIE
naleving van de grondwet verzekeren | ervoor zorgen dat de grondwet wordt nageleefd | naleving van de grondwet garanderen

Einhaltung der Verfassung sicherstellen


herziening van de grondwet [ hervorming van de grondwet ]

Verfassungnderung [ Verfassungsreform ]


Europese Grondwet [ Constitutioneel Verdrag | Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa ]

Europäische Verfassung [ Verfassungsvertrag | Vertrag über eine Verfassung für Europa ]


grondwet [ constitutionele wet ]

Verfassung [ Verfassungsgesetz ]


klaarblijkelijke crisissituatie

offensichtlicher Krisenzustand


klaarblijkelijke beleidsfout

offenkundiger Ermessensfehler


de bepalingen van het verdrag of enige op de uitvoering daarvan betrekking hebbende rechtsregel klaarblijkelijk hebben miskend

die Bestimmungen des Vertrages oder irgendeiner bei seiner Durchführung anzuwendenden Rechtsnorm offensichtlich verkannt haben


verklaring tot herziening van de Grondwet

Erklärung zur Revision der Verfassung




IN-CONTEXT TRANSLATIONS
Uit de combinatie, met artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek, van de twee bepalingen van de wet van 30 juli 2013 die, volgens de verwijzende rechter, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet klaarblijkelijk niet schenden, zou een verschil in behandeling tussen rechtzoekenden voortvloeien naargelang zij vóór of na 1 september 2014 hoger beroep hebben ingesteld tegen een door een vrederechter gewezen vonnis waarvan de inzet lager is dan 1.860 euro.

Aus der Verbindung der beiden Bestimmungen des Gesetzes vom 30. Juli 2013, die nach Darlegung des vorlegenden Richters offensichtlich nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstoßen würden, mit Artikel 3 des Gerichtsgesetzbuches ergebe sich ein Behandlungsunterschied zwischen Rechtsuchenden je nachdem, ob sie vor oder nach dem 1. September 2014 Berufung gegen ein Urteil des Friedensrichters eingeleitet hätten, bei dem es um einen Streitwert von weniger als 1.860 Euro gehe.


« Schendt artikel 1253ter/5, in fine, van het Gerechtelijk Wetboek (namelijk het derde lid met betrekking tot partnergeweld), dat de feitelijk samenwonenden uitdrukkelijk van het toepassingsgebied ervan uitsluit, niet met name de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het, in een feitelijke context waarin de bodemrechter, bij wie concurrerende vorderingen zijn ingesteld om, gedurende de tijd dat de verrichtingen van vereffening-verdeling plaatsvinden, het genot van het gebouw in onverdeeldheid toegewe ...[+++]

« Verstößt Artikel 1253ter/5 in fine des Gerichtsgesetzbuches (und zwar Absatz 3 bezüglich der partnerschaftlichen Gewalt), der die faktisch Zusammenwohnenden ausdrücklich von seinem Anwendungsbereich ausschließt, insbesondere gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit anderen, überstaatlichen Gesetzesbestimmungen wie der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem er in einem faktischen Rahmen, in dem der Tatsachenrichter, bei dem konkurrierende Anträge auf Zuweisung der Nutzung der ungeteilten Immobilie während der Zeit der Durchführung der Auseinandersetzung und Verteilung anhängig gemacht wurden, für ...[+++]


« Schendt artikel 1253ter/5, in fine, van het Gerechtelijk Wetboek, dat de feitelijk samenwonenden duidelijk van het toepassingsgebied ervan uitsluit, niet met name de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het, in het geval dat een feitelijk samenwonende zich tegenover de andere schuldig zou hebben gemaakt aan een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde W ...[+++]

« Verstößt Artikel 1253ter/5 in fine des Gerichtsgesetzbuches, der die faktisch Zusammenwohnenden eindeutig von seinem Anwendungsbereich ausschließt, insbesondere gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit anderen, überstaatlichen Gesetzesbestimmungen wie der Europäischen Menschenrechtskonvention, indem er in dem Fall, dass ein faktisch zusammenwohnender Partner sich seinem Lebenspartner gegenüber einer in Artikel 375, 398 bis 400, 402, 403 oder 405 des Strafgesetzbuches erwähnten Tat schuldig machen würde oder versucht hat, eine in Artikel 375, 393, 394 oder 397 desselben Gesetzbuches erwähnte Tat zu bege ...[+++]


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 13 januari 2016 in zake F.D. tegen M.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 februari 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1253ter/5, in fine, van het Gerechtelijk Wetboek, dat de feitelijk samenwonenden duidelijk van het toepassingsgebied ervan uitsluit, niet met name de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere, supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de me ...[+++]

Bekanntmachung vorgeschrieben durch Artikel 74 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 In seinem Urteil vom 13. Januar 2016 in Sachen F.D. gegen M.V., dessen Ausfertigung am 3. Februar 2016 in der Kanzlei des Gerichtshofes eingegangen ist, hat der Gerichts erster Instanz Namur, Abteilung Namur, folgende Vorabentscheidungsfrage gestellt: « Verstößt Artikel 1253ter/5 in fine des Gerichtsgesetzbuches, der die faktisch Zusammenwohnenden eindeutig von seinem Anwendungsbereich ausschließt, insbesondere gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit anderen, überstaatlichen Gesetzesbestimmungen wie der Europäischen ...[+++]


For more results, go to https://pro.wordscope.com to translate your documents with Wordscope Pro!
103. wijst nogmaals op de zorgen in het onofficieel naar buiten gebrachte verslag van de OHCHR van 2006 inzake beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging in de Westelijke Sahara; neemt kennis van de bewering van Marokko dat het sit-indemonstraties en andere vormen van protest toestaat; betreurt dat Marokko ngo's die zich voor onafhankelijkheid uitspreken klaarblijkelijk via institutionele weg tegenwerkt door hun wettelijke registratie en erkenning te verhinderen, die zij nodig hebben om zich effectief in te zetten binnen hun gemeenschappen; veroordeelt de vaak strenge straffen voor „ondermijning van de Ma ...[+++]

103. bekräftigt erneut die in dem inoffiziell an die Öffentlichkeit gelangten Bericht des Hohen Kommissars der Vereinten Nationen für Menschenrechte 2006 geäußerte Sorge hinsichtlich der Einschränkung der Meinungs-, Versammlungs- und Vereinigungsfreiheit in der Westsahara; nimmt die Behauptung Marokkos, dass es Sitzstreiks und andere Formen des Protests erlaubt, zur Kenntnis; bedauert Marokkos offensichtliche institutionelle Blockade nichtstaatlicher Organisationen, die sich für die Unabhängigkeit der Westsahara einsetzen, indem ihre amtliche Eintragung und Anerkennung, die sie für einen wirksamen Einsatz innerhalb ihrer Gemeinschaften benötigen, verhindert wird; verurteilt die oftmals hohen Strafen für die „Untergrabung der territoriale ...[+++]


106. wijst nogmaals op de zorgen in het onofficieel naar buiten gebrachte verslag van de OHCHR van 2006 inzake beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging in de Westelijke Sahara; neemt kennis van de bewering van Marokko dat het sit-indemonstraties en andere vormen van protest toestaat; betreurt dat Marokko ngo's die zich voor onafhankelijkheid uitspreken klaarblijkelijk via institutionele weg tegenwerkt door hun wettelijke registratie en erkenning te verhinderen, die zij nodig hebben om zich effectief in te zetten binnen hun gemeenschappen; veroordeelt de vaak strenge straffen voor "ondermijning van de Ma ...[+++]

106. bekräftigt erneut die in dem inoffiziell an die Öffentlichkeit gelangten Bericht des Hohen Kommissars der Vereinten Nationen für Menschenrechte 2006 geäußerte Sorge hinsichtlich der Einschränkung der Meinungs-, Versammlungs- und Vereinigungsfreiheit in der Westsahara; nimmt die Behauptung Marokkos, dass es Sitzstreiks und andere Formen des Protests erlaubt, zur Kenntnis; bedauert Marokkos offensichtliche institutionelle Blockade nichtstaatlicher Organisationen, die sich für die Unabhängigkeit der Westsahara einsetzen, indem ihre amtliche Eintragung und Anerkennung, die sie für einen wirksamen Einsatz innerhalb ihrer Gemeinschaften benötigen, verhindert wird; verurteilt die oftmals hohen Strafen für die „Untergrabung der territoriale ...[+++]


Uit wat voorafgaat volgt dat artikel 14, § 1, van de wetten op de Raad van State, in de interpretatie die de verwijzende rechter heeft voorgelegd (B.4.1), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet klaarblijkelijk schendt.

Aus dem Vorhergehenden ergibt sich, dass Artikel 14 § 1 der Gesetze über den Staatsrat in der vom Verweisungsrichter vorgelegten Interpretation (B.4.1) eindeutig gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst.


De kamer van inbeschuldigingstelling wees tevens het verzoek af om een prejudiciële vraag aan het Arbitragehof te stellen op grond van de overweging « dat het gelijkheidsbeginsel, uitgedrukt in artikel 10 en 11 van de Grondwet, klaarblijkelijk niet geschonden wordt door de artikelen 68 en 135 van het Wetboek van Strafvordering ».

Aufgrund der Erwägung, « dass der in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung verankerte Gleichheitsgrundsatz deutlich nicht durch die Artikel 68 und 135 des Strafprozessgesetzbuches verletzt wird », wies die Anklagekammer ebenfalls den Antrag ab, dem Schiedshof eine präjudizielle Frage vorzulegen.


Het Hof van Beroep oordeelde dat er geen aanleiding toe bestond de door de beklaagde opgeworpen prejudiciële vragen aan het Arbitragehof te stellen, nu de artikelen 10 en 11 van de Grondwet klaarblijkelijk niet worden geschonden door artikel 479 van het Wetboek van Strafvordering, noch als dusdanig, noch in zoverre het van toepassing is op de leden van het auditoraat van de Raad van State, noch in zoverre de overtredingen van de gecoördineerde wetten op het wegverkeer worden gelijkgesteld met de bewoordingen « buiten zijn ambt een misdrijf gepleegd te hebben dat een correctionele straf meebrengt ».

Der Appellationshof urteilte, dass keine Veranlassung bestand, dem Schiedshof die von dem Angeschuldigten erhobenen präjudiziellen Fragen vorzulegen, da eindeutig nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstossen wurde durch Artikel 479 des Strafprozessgesetzbuches, weder durch ihn als solchen, noch insofern er auf die Mitglieder des Auditorats beim Staatsrat anwendbar ist, noch insofern die Übertretungen der koordinierten Gesetze über die Strassenverkehrspolizei mit dem Wortlaut gleichgestellt werden « sich ausserhalb seines Amtes eines Vergehens schuldig gemacht zu haben, das mit einer Besserungsstrafe belegt wird ».


Aangezien de rechtbanken geen extensieve interpretatie kunnen geven aan de arresten van het Hof en evenmin kan worden gesteld dat de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek in de voorliggende casus de artikelen 10 en 11 van de Grondwet klaarblijkelijk niet zouden schenden, besluit de Rechtbank de voormelde prejudiciële vraag te stellen, nu het antwoord noodzakelijk is om het geschil aangaande de ontvankelijkheid van het hoger beroep te beslechten.

Da die Gerichte den Urteilen des Hofes keine extensive Auslegung vermitteln könnten und genausowenig davon ausgegangen werden könnte, dass die Artikel 620 und 621 des Gerichtsgesetzbuches im vorliegenden Fall nicht offensichtlich gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstossen würden, beschliesst das Gericht, die o.a. präjudizielle Frage zu stellen, da deren Beantwortung unerlässlich sei, damit über den Streitfall bezüglich der Zulässigkeit der Berufung entschieden werde.




datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'grondwet klaarblijkelijk' ->

Date index: 2023-08-17
w