Als tweede middel voeren de verzoekende partijen de schending aan, door het bestreden decreet, enerzijds, van de bevoegdheidverdelende regels van de Grondwet en, anderzijds, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling tussen de wetgevende en de uitvoerende macht, die haar uitdrukking onder meer vindt in de artikelen 33, 36, 37, 39, 115, § 2, en 121, § 2, van de Grondwet, alsook met het verbod op machtsafwending.
Als zweiten Klagegrund machen die klagenden Parteien geltend, dass das angefochtene Dekret einerseits gegen die zuständigkeitsverteilenden Vorschriften der Verfassung verstosse und andererseits gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, in Verbindung mit der verfassungsmässigen Zuständigkeitsverteilung zwischen der gesetzgebenden und der ausführenden Gewalt, die u.a. in den Artikeln 33, 36, 37, 39, 115 § 2 und 121 § 2 der Verfassung formuliert worden sei, sowie in Verbindung mit dem Verbot des Ermessensmissbrauchs.