Hun grootste "troef", lage lonen, heeft moeite om te concurreren met de opkomende landen, die lage kostprijzen koppelen aan een geïntegreerde productie en een bepaalde kwaliteit.
Hinsichtlich ihrer wichtigsten „Trumpfkarte“, ihrer billigen Arbeitskräfte, können sie nur mit Mühe mit den Schwellenländern konkurrieren, die niedrige Kosten mit einer integrierten Produktion und einer gewissen Qualität verbinden.