Tot slot heeft de Commissie zich de vraag gesteld of de financiering van de steun voor EEG-elektriciteit uit hoofde van EEG-wet 2012 in overeenstemming was met de artikelen 30 en 110 van het Verdrag aangezien de EEG-heffing, die weliswaar slechts ten goede kwam van de EEG-elektriciteitsproductie in Duitsland, ook werd geheven op het verbruik van ingevoerde EEG-elektriciteit waarvan de producenten, als zij in Duitsland waren gevestigd, eventueel ook in aanmerking hadden kunnen komen voor steun uit hoofde van EEG-wet 2012.
Zudem zweifelte sie, ob die Finanzierung der Förderung des EEG-Stroms auf der Grundlage des EEG 2012 mit den Artikeln 30 und 110 AEUV vereinbar war, da die EEG-Umlage zwar nur die Erzeugung von EEG-Strom in Deutschland förderte, aber auch auf den Verbrauch eingeführten EEG-Stroms erhoben wurde und die Erzeuger dieses Strom möglicherweise für eine Förderung nach dem EEG 2012 in Betracht gekommen wären, wenn sie in Deutschland ansässig gewesen wären.