Wanneer de wetgeving van een lidstaat een van de in de artikelen 88, 110 en 116 bedoelde handelingen toestaat zonder dat alle overdragende vennootschappen ophouden te bestaan, zijn in voorkomend geval afdeling 2, met uitzondering van artikel 105, lid 1, onder c), en de afdelingen 3 en 4 van dit hoofdstuk van toepassing.
Gestatten die Rechtsvorschriften eines Mitgliedstaats einen der in den Artikeln 88, 110 oder 116 vorgesehenen Vorgänge, ohne dass alle übertragenden Gesellschaften erlöschen, so werden Abschnitt 2 — mit Ausnahme des Artikels 105 Absatz 1 Buchstabe c — und die Abschnitte 3 oder 4 dieses Kapitels angewendet.