Met de tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, vóór de wijziging ervan bij artikel 87 van de programmawet van 24 december 2002, namelijk de vroegere regeling van de verhoogde kinderbijslag vo
or kinderen met een handicap, voldoende toegang geeft tot een min
imum aan menselijke waardigheid in de zin van artikel 23 van de Grondwet, omdat het in de vroegere regeling enkel mogelijk is een verhoogde tegemoetkomin
...[+++]g te verkrijgen wanneer er een ongeschiktheid is van ten minste 66 pct., met dien verstande dat er geen tegemoetkoming is « bij minder ernstige handicaps die niettemin reëel en aanzienlijk zijn ».In der zweiten präjudiziellen Frage fragt der vorlegende Richter den Hof, ob Artikel 63 der koordinierten Gesetze über die Familienbeihilfen für Lohnempfänger vor seiner Abänderung durch Artikel 87 des Programmgesetzes vom 24. Dezember 2002, nämlich das vorherige System der erhöhten Familienbeihilfen für
Kinder mit Behinderung, ausreichend Zugang zu einem Mindestmass an Menschenwürde im Sinne von Artikel 23 der Verfassung biete, weil es aufgrund des vorherigen Systems nur möglich sei, eine erhöhte Beihilfe zu erhalten, wenn ein Grad der Unfähigkeit von mindestens 66 Prozent vorliege, wobei es keine Beihilfe « für weniger schwere Behinder
...[+++]ungen, die allerdings reell und wesentlich sind » gebe.