Traduction de «hanteren voor diensten zoals brievenpost » (Néerlandais → Allemand) :

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp houdende sociale en diverse bepalingen is met betrekking tot die bepaling vermeld : « Krachtens artikel 46 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 geniet de werkgever een immuniteit van burgerlijke aansprakelijkheid voor de arbeidsongevallen die door zijn fout of door de fout van zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroorzaakt. Deze immuniteit is het logisch gevolg van het forfaitair karakter van de schadeloosstelling inzake arbeidsongevallen. De wet stelt dat deze immuniteit niet geldt bij opzettelijke fout van de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden. In de beroepsziektenregeling geldt een gelijkaardig beginsel. Daar stelt de wet echter de zwaarwichtige fout van de werkgever inzake arbeidsveiligheid en hygiëne met een opzettelijke fout gelijk. Het doel van deze wet is die gelijkstelling ook inzake arbeidsongevallen door te trekken. Inzake beroepsziekten wordt de zwaarwichtige fout niet in abstracto gedefinieerd : men verwijst naar een schriftelijke verwittiging door de ambtenaren van de bevoegde inspectiediensten. Er wordt voorgesteld hetzelfde criterium ook inzake arbeidsongevallen te hanteren, maar daaraan nog het begrip zwaarwichtige tekortkoming toe te voegen. Het begrip arbeidsongeval is immers ruimer dan het begrip beroepsziekte, en het is niet de bedoeling de werkgever burgerlijk aansprakelijk te stellen voor lichte fouten, ook wanneer zij door de inspectiediensten werden gesignaleerd. Een andere keuze zou trouwens de inspectiediensten kunnen aanzetten geen proces-verbaal meer te maken bij niet ernstige gevallen, hetgeen ook niet de bedoeling is. [...] Het gevaar waarop deze diensten wijzen kan van uiteenlopende aard zijn, net zoals het begrip arbeidsongeval uiteenlopende toestanden betreft.
In der Begründung zu dem Gesetzentwurf zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen wurde in Bezug auf diese Bestimmung angeführt: « Aufgrund von Artikel 46 des Gesetzes vom 10. April 1971 über die Arbeitsunfälle genießt der Arbeitgeber eine Immunität gegen eine zivilrechtliche Haftung für die Arbeitsunfälle, die durch seinen Fehler oder durch den Fehler seiner Angestellten oder Beauftragten verursacht wurden. Diese Immunität ist die logische Folge der pauschalen Beschaffenheit der Entschädigung bei Arbeitsunfällen. Im Gesetz heißt es, dass diese Immunität nicht gilt bei vorsätzlichen Fehlern des Arbeitgebers, seinen Beauftragten oder Angestellten. In der Regelung über Berufskrankheiten gilt ein gleichartiges Prinzip. Hierbei wird im Gesetz jedoch der schwerwiegende Fehler des Arbeitgebers bezüglich der Arbeitssicherheit und -hygiene einem vorsätzlichen Fehler gleichgesetzt. Mit diesem Gesetz wird bezweckt, diese Gleichstellung auch in Bezug auf Arbeitsunfälle zu verwirklichen. In Bezug auf Berufskrankheiten wird der schwerwiegende Fehler nicht in abstracto definiert; man verweist auf eine schriftliche Verwarnung durch die Beamten der zuständigen Inspektionsdienste. Es wird vorgeschlagen, das gleiche Kriterium auch für Arbeitsunfälle anzuwenden, ihm aber noch den Begriff der schwerwiegenden Unterlassung hinzuzufügen. Der Begriff des Arbeitsunfalls ist nämlich umfassender als der Begriff der Berufskrankheit, und es wird nicht beabsichtigt, den Arbeitgeber zivilrechtlich haftbar zu machen für leichte Fehler, auch wenn die Inspektionsdienste darauf hingewiesen haben. Eine andere Entscheidung würde nämlich die Inspektionsdienste dazu veranlassen können, kein Protokoll mehr zu erstellen in nicht schweren Fällen, und dies wird auch nicht beabsichtigt. [...] Die Gefahr, auf die diese Dienste hinweisen, kann unterschiedlicher Art sein, ebenso wie der Begriff Arbeitsunfall unterschiedliche Situationen betrifft.

28. is van oordeel dat de Europese Unie, in het licht van een steeds ouder wordende bevolking en de toenemende druk op de overheidsfinanciën en de particuliere productiviteit, in haar langetermijnstrategie een beleid moet hanteren met het oog op de doortastende bevordering van het beginsel van preventie (zowel ten aanzien van de medische praktijk als ten aanzien van het promoten van gezondere levenswijzen) en de invoering van diensten zoals e‑gezondheidszorg;
28. vertritt die Auffassung, dass die Europäische Union im Hinblick auf die alternde Bevölkerung und den wachsenden Druck auf die öffentlichen Finanzen und die private Produktivität die Förderung des Grundsatzes der Prävention unter den Unternehmen und die Einführung von Dienstleistungen, wie der eGesundheit, in ihre langfristige Strategie aufnehmen sollte;

32. roept de Commissie op een herziening van Richtlijn 2006/112/EG voor te stellen teneinde een nieuwe categorie via elektronische weg geleverde diensten met culturele inhoud voor een lager btw-tarief te introduceren; stelt voor dat culturele werken en diensten die digitaal verkocht worden, zoals digitale boeken, dezelfde voorkeursbehandeling te laten genieten als vergelijkbare producten in traditionele vorm, zoals pocketboeken, en bijgevolg onder een lager btw-tarief te laten vallen; is in dit verband van oordeel dat het hanteren van een verlaagd btw-tarief voor digitale publicaties de ontwikkeling van het legale aanbod kan bevorderen en de aantrekkelijkheid van digitale platformen aanzienlijk kan vergroten;
32. fordert die Kommission auf, eine Überarbeitung der Richtlinie 2006/112/EG im Hinblick auf die Einführung einer neuen Kategorie von elektronisch erbrachten Dienstleistungen mit kulturellen Inhalten, auf die ein ermäßigter Mehrwertsteuersatz angewandt wird, vorzuschlagen; schlägt vor, dass für online verkaufte kulturelle Werke und Dienstleistungen, wie beispielsweise digitale Bücher, die gleiche Vorzugsbehandlung gelten sollte, wie für vergleichbare Produkte in traditioneller Form, wie beispielsweise Taschenbücher, und diese daher einem gemäßigten Mehrwertsteuersatz unterliegen sollten; ist der Ansicht, dass durch die Anwendung des reduzierten Mehrwertsteuer-Satzes für digitale Publikationen in diesem Zusammenhang die Zunahme der legalen Angebote begünstigt und die Attraktivität von digitalen Plattformen stark gesteigert werden könnte;

32. roept de Commissie op een herziening van Richtlijn 2006/112 voor te stellen teneinde een nieuwe categorie via elektronische weg geleverde diensten met culturele inhoud voor een lager btw-tarief te introduceren; stelt voor dat culturele werken en diensten die digitaal verkocht worden, zoals digitale boeken, dezelfde voorkeursbehandeling te laten genieten als vergelijkbare producten in traditionele vorm, zoals pocketboeken, en bijgevolg onder een lager btw-tarief te laten vallen; is in dit verband van oordeel dat het hanteren van een verlaagd btw-tarief voor digitale publicaties de ontwikkeling van het legale aanbod kan bevorderen en de aantrekkelijkheid van digitale platformen aanzienlijk kan vergroten;
32. fordert die Kommission auf, eine Überarbeitung der Richtlinie 2006/112 im Hinblick auf die Einführung einer neuen Kategorie von elektronisch erbrachten Dienstleistungen mit kulturellen Inhalten, auf die ein ermäßigter Mehrwertsteuersatz angewandt wird, vorzuschlagen; schlägt vor, dass für online verkaufte kulturelle Werke und Dienstleistungen, wie beispielsweise digitale Bücher, die gleiche Vorzugsbehandlung gelten sollte, wie für vergleichbare Produkte in traditioneller Form, wie beispielsweise Taschenbücher, und diese daher einem gemäßigten Mehrwertsteuersatz unterliegen sollten; ist der Ansicht, dass durch die Anwendung des reduzierten Mehrwertsteuer-Satzes für digitale Publikationen in diesem Zusammenhang die Zunahme der legalen Angebote begünstigt und die Attraktivität von digitalen Plattformen stark gesteigert werden könnte;

De Commissie heeft hun ideeën in het voorstel meegenomen, met name die van particuliere klanten en liefdadigheidsinstellingen, door voor te stellen om een gereduceerd tarief te hanteren voor diensten zoals brievenpost, kleine pakketten en direct mail, welke door dergelijke klanten het meest worden gebruikt.
Sie hat deren Stellungnahmen berücksichtigt, insbesondere die von Privatkunden und Wohltätigkeitsorganisationen, indem sie vorschlug, auf die von solchen Kunden am häufigsten genutzten Dienste wie Briefpost, Päckchen und Direktwerbung einen ermäßigten Satz anzuwenden.

Daartoe moet de informatie die nodig is voor het hanteren van de bijzondere regeling inzake langs elektronische weg verrichte diensten, zoals opgenomen in artikel 26 quater van de zesde BTW-Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake omzetbelasting(5), worden toegezonden aan deze lidstaten.
Zu diesem Zweck sind den betreffenden Mitgliedstaaten die Angaben zu übermitteln, die für die Inanspruchnahme der Sonderregelung für elektronische Dienstleistungen gemäß Artikel 26c der Sechsten Richtlinie 77/388/EWG des Rates vom 17. Mai 1977 zur Harmonisierung der Rechtsvorschriften der Mitgliedstaaten über die Umsatzsteuern - Gemeinsames Mehrwertsteuersystem: einheitliche steuerpflichtige Bemessungsgrundlage(5) erforderlich sind.

23. beklemtoont dat gezien de duale betekenis van culturele en audiovisuele diensten geen onderhandelingen in het kader van GATS over de liberalisering van deze diensten moeten worden begonnen; onderstreept verder dat bescherming van de steuninstrumenten, en dus de culturele verscheidenheid, niet in het kader van de WTO/GATS kan worden bereikt, maar uitsluitend bevorderd kan worden door een via onderhandelingen in het kader van de UNESCO te sluiten conventie; dringt er bij de Europese Unie op aan om in de externe handel met derde landen uitsluitend het eenparigheidsbeginsel te hanteren, zoals reeds is vastgesteld in de Verdragen en ook in het ontwerpverdrag tot vaststelling van een grondwet;
23. betont, dass auf Grund der doppelten Bedeutung kultureller, audiovisueller und Bildungsdienstleistungen in wirtschaftlicher und kultureller Hinsicht keine Verhandlungen im Rahmen des GATS über die Liberalisierung dieser Dienstleistungen eröffnet werden dürfen und unterstreicht ferner, dass ein Schutz der Förderinstrumente und somit der kulturellen Vielfalt nicht im Rahmen der WTO und des GATS erreicht werden kann, sondern nur durch die Aushandlung einer Konvention im Rahmen der UNESCO gefördert werden kann; dringt bei der Union darauf, im Außenhandel mit Drittländern bei Kultur- und audiovisuellen Dienstleistungen das Einstimmigkeitsprinzip strikt anzuwenden, wie bereits vertraglich vorgegeben und im Verfassungsentwurf enthalten;