Uit het onderzoek van het dossier blijkt immers dat, sinds het ogenblik waarop de eerste vraag bij het Hof aanhangig werd gemaakt, de verzoeker en de moeder van het kind dat het voorwerp uitmaakt van de adoptieaanvraag, op 5 januari 2000 een verklaring van wettelijke samenwoning krachtens de artikelen 1475 en volgende van het Burgerlijk Wetboek hebben afgelegd.
Aus der Untersuchung des Dossiers geht nämlich hervor, dass seit dem Zeitpunkt, an dem die erste Frage beim Hof anhängig gemacht wurde, der Kläger und die Mutter des Kindes, für das der Adoptionsantrag gestellt worden ist, am 5. Januar 2000 eine Erklärung des gesetzlichen Zusammenwohnens gemäss den Artikeln 1475 ff. des Zivilgesetzbuches abgegeben haben.