Artikel 59, § 4, tweede lid, van het decreet preciseert immers dat de ambtenaar een dergelijke boete « kan » opleggen, dat hij kan beslissen zulks niet te doen en dat hij geacht wordt daaraan te hebben verzaakt, indien hij zijn voornemen om zulks te doen niet binnen een termijn van dertig dagen aan de procureur des Konings heeft meegedeeld.
In Artikel 59 § 4 Absatz 2 des Dekrets heisst es nämlich, dass der Beamte eine solche Geldbusse auferlegen « kann », dass er beschliessen kann, dies nicht zu tun und dass davon ausgegangen wird, er habe auf die Massnahme verzichtet, wenn er sein Vorhaben dazu nicht innerhalb einer Frist von dreissig Tagen dem Prokurator des Königs mitgeteilt hat.