Hij heeft daartoe bepaald dat elk van die onderwijsvormen zou beschikken over vier door de Regering aangestelde vertegenwoordigers en dat die personen, met uitzondering van één van de vier vertegenwoordigers van het niet-confessioneel onderwijs, zouden worden aangesteld « op voordracht van de betrokken vertegenwoordigings- en coördinatieorganen » (artikel 31 van het decreet II).
Er hat hierzu vorgesehen, dass jede dieser Unterrichtsarten vier Vertreter hat, die von der Regierung benannt werden, und dass deren Ernennung, mit Ausnahme derjenigen der vier Vertreter des nichtkonfessionellen Unterrichtswesens, « auf Vorschlag der betreffenden Vertretungs- und Koordinierungsorgane » erfolgt (Artikel 31 des Dekrets II).