In zijn arrest in hoger beroep in de zaak Kadi II[37] heeft het Hof een aantal procedurele rechten verduidelijkt van personen die verdacht worden van banden met terrorisme, waaronder het recht op behoorlijk bestuur, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een onpartijdig gerecht (artikelen 41 en 47).
Im Berufungsurteil in der Rechtssache Kadi II[37] klärte der Gerichtshof bestimmte Verfahrensrechte von Personen, die verdächtigt werden, in terroristische Handlungen verwickelt zu sein, etwa das Recht auf eine gute Verwaltung sowie das Recht auf einen wirksamen Rechtsbehelf und ein unparteiisches Gericht (Artikel 41 und 47).