Het aannemen va
n dat artikel 24ter heeft het voorwerp uitgemaakt van lange besprekingen (Parl. St., Kamer, 1968-1969, nr. 270/7, pp. 37 tot 50), waarin wordt vermeld dat het voortvloeit uit een amendement « [dat] betrekking [heeft] op de stabiliteit van de betrekking » (i
bid., p. 37) en dat ertoe strekt de werknemers te beschermen bij wier ontslag de opzeggingstermijnen in acht zouden worden genomen maar wier ontslag willekeurig zou zijn omdat het door ongeoorloofde motieven is ingegeven (ibid.), door in de wet « het beginsel in te sc
...[+++]hrijven van de vergoeding van de schade die is veroorzaakt door het rechtsmisbruik dat de werkgever heeft gemaakt » (ibid., p. 41).
Die Annahme dieses Artikels 24ter war Gegenstand langer Debatten (Parl. Dok., Kammer, 1968-1969, Nr. 270/7, SS. 37 bis 50), in denen angeführt wurde, dass er sich aus einem Abänderungsantrag « über die Stabilität des Arbeitsplatzes » (ebenda, S. 37) ergeben hat, welcher dazu diente, die Arbeitnehmer, deren Entlassung die Kündigungsfristen einhalten würde, aber willkürlich wäre, weil sie auf unrechtmässigen Gründen beruhen würde (ebenda), indem im Gesetz « der Grundsatz der Wiedergutmachung des durch Rechtsmissbrauch seitens des Arbeitgebers verursachten Schadens » festgelegt wurde (ebenda, S. 41).