Voor de toepassing van lid 1 wordt als persoon met een handicap de persoon aangemerkt met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hem in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.
Für die Anwendung von Absatz 1 gilt eine Person als behindert, wenn sie langfristige körperliche, seelische, geistige oder Sinnesbeeinträchtigungen hat, welche sie in Wechselwirkung mit verschiedenen Barrieren an der vollen, wirksamen und gleichberechtigten Teilhabe an der Gesellschaft hindern können.