2. In de gevallen bedoeld in lid 1, onder a) en b), wordt aan de asielzoeker het in artikel 19, lid 3, en artikel 20, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 343/2003 vermelde doorlaatbewijs verstrekt, waarvan het model in bijlage IV bij de onderhavige verordening is opgenomen, teneinde het hem mogelijk te maken zich naar de verantwoordelijke staat te begeven en zijn identiteit aan te tonen wanneer hij zich meldt op de plaats en binnen de termijn die hem zijn opgegeven bij de kennisgeving van de beslissing betreffende zijn overname of terugname door de verantwoordelijke staat.
(2) In den Fällen gemäß dem vorstehenden Absatz 1 Buchstaben a) und b) erhält der Asylbewerber den in Artikel 19 Absatz 3 und Artikel 20 Absatz 1 Buchstabe e) der Verordnung (EG) Nr. 343/2003 genannten Passierschein entsprechend dem Muster in Anhang IV der vorliegenden Verordnung, damit er sich in den zuständigen Staat begeben und sich an dem Ort innerhalb der Frist, die ihm bei der Mitteilung der Entscheidung über seine Aufnahme bzw. Wiederaufnahme durch den zuständigen Staat genannt wurde, ausweisen kann.