Die beheerseenheid herbergt voortdurende weiden, habitat voor de voortplanting of het voeden van een regelmatige bevolking van grote hoefijzerneuzzen (1304), vale vleermuizen (1324), grauwe klauwieren (A338), zwarte wouwen (A073) en paapjes (A275) alsmede gedeelten van vochtige gegraasde weiden en van voedselrijke ruigten, habitat van de watersnip (A153) in inwintering.
Diese Bewirtschaftungseinheit beherbergt Dauerwiesen, die Habitate zur Fortpflanzung und Nahrungssuche für regelmässig vorkommende Populationen der grossen Hufeisennase (1304), des grossen Mausohrs (1324), des Neuntöters (A338), des Schwarzmilans (A073) und des Braunkelchens (A275) sind, sowie Abschnitte von beweideten feuchten Wiesen und von Hochstaudenfluren (Habitat zur Überwinterung der Bekassine (A153)).