In zaak C-324/12 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het feit dat de termijn voor het indienen van een verweerschrift tegen een Europees betalingsbevel niet in acht is genomen vanwege een fout van de vertegenwoordiger van de verweerder, geen heroverweging van dat betalingsbevel kan rechtvaardigen, in de zin van artikel 20, aangezien een dergelijke niet-inachtneming geen buitengewone omstandigheden en geen uitzonderingsgeval in de zin van dat artikel oplevert.
In der Rechtssache C-324/12 entschied der Gerichtshof, dass die Nichteinhaltung der Frist für die Einlegung eines Einspruchs gegen einen Europäischen Zahlungsbefehl aufgrund eines Fehlverhaltens des Vertreters des Antragsgegners keine Überprüfung dieses Zahlungsbefehls gemäß Artikel 20 rechtfertigt, da ein solches Fristversäumnis keine außergewöhnlichen Umstände im Sinne dieses Artikels darstellt.