Met het derde onderdeel van de tweede prejudiciële vraag beoogt het verwijzende rechtscollege te vernemen of artikel 1 van de wet van 12 januari 1993 bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een verschil in behandeling in het leven wordt geroepen tussen private personen ten aanzien van wie een administrat
ieve overheid een « herstelmaatregel » vordert, naargelang dit gebeurt op grond van artikel 149 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (thans artikel 6.1.41 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009), dan wel op
...[+++] grond van de in het geding zijnde bepaling : terwijl de vordering in het eerste geval een administratieve rechtshandeling is, die bijgevolg moet voldoen aan de voor zulke handelingen geldende voorwaarden en bovendien is onderworpen aan een voorafgaand advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, is de vordering in het tweede geval niet onderworpen aan soortgelijke vormelijke voorwaarden.Mit dem dritten Teil der zweiten präjudiziellen Frage bezweckt das vorlegende Rechtsprechungsorgan zu vernehmen, ob Artikel 1 des Gesetzes vom 12. Januar 1993 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, indem ein Behandlungsunterschied eingeführt werde zwischen Privatpersonen, für die eine Verwaltungsbehörde eine « Wieder
herstellungsklage » fordere, je nachdem, ob dies aufgrund von Artikel 149 des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung (nunmehr Artikel 6.1.41 des Flämischen Raumordnungskodex vom 15. Mai 2009) geschehe oder aufgrund der fraglichen Bestimmung; während die Klage im ersteren Fall eine ad
...[+++]ministrative Rechtshandlung sei, die folglich die für solche Handlungen geltenden Bedingungen erfüllen müsse und ausserdem eine vorherige Stellungnahme des Hohen Rates für die Rechtsdurchsetzungspolitik erfordere, unterliege die Klage im letzteren Fall nicht solchen Formbedingungen.